• Uw werknemer kan het pensioen uitstellen tot 3 jaar na de AOW-leeftijd. Daarna gaat uw werknemer volledig met pensioen.  
• Zodra uw werknemer uit dienst treedt op de AOW-leeftijd stopt de pensioenopbouw. 
• Het ouderdomspensioen dat uw werknemer dan krijgt, wordt wel hoger. Uw werknemer krijgt het opgebouwde pensioen namelijk over een kortere periode uitbetaald.  
• Uw werknemer geeft de pensioendatum uiterlijk door op de laatste dag van de maand voor de maand waarin uw werknemer met pensioen wil gaan. 

Kiest uw werknemer ervoor om het ouderdomspensioen uit te stellen? Dan wordt het ouderdomspensioen dat uw werknemer krijgt hoger. Het nabestaandenpensioen dat de partner of kinderen krijgen wanneer uw werknemer overlijdt, is een percentage van dat hogere ouderdomspensioen. Dat partnerpensioen en wezenpensioen is dus ook hoger dan wanneer uw werknemer op de AOW-leeftijd met pensioen gaat. 

Uw werknemer vraagt het tijdelijk hogere of lagere pensioen zelf aan via de persoonlijke omgeving. Op de pagina Pensioen aanvragen staat hoe u uw werknemer hierbij kunt helpen.  

Ook al gaat uw werknemer nog niet met pensioen, de pensioenopbouw stopt wel. Geef daarom de einddatum van het dienstverband aan ons door via uw salarispakket of via het Selfservice Werkgevers Portaal (SWP).  

Informatie voor uw werknemers vindt u op de pagina Later met pensioen gaan.